STAG Logo
.top-banner { background-image: url(/fileadmin/user_upload/images/banner-headers/biologische-agentia.jpg); }

Dit doe je voor een team

Als je in de gehandicaptenzorg de leiding hebt over een team, is het jouw taak om ervoor te zorgen dat jullie samen goed omgaan met de risico’s op het gebied van infectieziekten. Hieronder vind je diverse acties die je kunt ondernemen om er als team voor te zorgen dat het risico op besmetting zo klein mogelijk blijft. Bij iedere actie kun je doorklikken naar nadere informatie en tips.

Zo kun je infecties oplopen: de voornaamste blootstellingsroutes

RouteBeschrijvingVoorbeelden
Vloeistof of vaste stofVia bloed, lichaamsvocht en ontlasting overdraagbare ziekten. Huidcontact. Bacteriën, virussen en schimmels.
  • Bij hepatitis B, HIV (vormen van SOA) en hepatitis C vindt besmetting plaats via bloed – bloed contact. Prikaccidenten vormen een belangrijk besmettingsrisico. Hieronder vallen alle prik-, spat-, snij-, krab- en bijtongevallen waarbij de verwonde persoon kans loopt op een bloedoverdraagbare aandoening.
  • De besmetting van hepatitis A verloopt via fecaal – oraal contact. Het risico op besmetting is aanwezig bij lichamelijke verzorging en toiletbezoek van cliënten, maar ook bij het verschonen van vervuilde kleding en beddengoed.
  • Veel infecties worden overgedragen via de handen. Dat geldt bijvoorbeeld voor Noro-virus en MRSA.
LuchtDoor de lucht verplaatsbare virussen, bacteriën.
  • Bij luchtcontacten spelen bacteriën en virussen een belangrijke rol. Bij hoesten en niezen komen deze ziektekiemen in de omgevingslucht terecht. Vervolgens kunnen ze door inademing in het lichaam terecht komen. Voorbeelden zijn influenza, TBC en MRSA (vaak is contact met de huid/handen echter de belangrijkste route).
  • Besmetting met legionella vindt plaats door inademing van verneveld besmet water. Bijvoorbeeld bij het douchen of in de buurt van fonteinen.
Dieren en parasietenBesmetting met legionella vindt plaats door inademing van verneveld besmet water. Bijvoorbeeld bij het douchen of in de buurt van fonteinen.
  • Vossen en vleermuizen kunnen rabiës (hondsdolheid) overbrengen. Tekenbeten geven het risico op de ziekte van Lyme. Muggen leveren in het buitenland het gevaar van malaria op. Katten kunnen door krabben, bijten en aanraking van uitwerpselen toxoplasmose veroorzaken. Onder meer schapen en geiten kunnen Q-koorts overbrengen.
  • Veel heftig verlopende infectieziekten zijn zoönosen. De bacteriën, protozoa, virussen of wormen zijn vaak aangepast om in hun specifieke gastheer te overleven zonder al te veel schade aan te richten. Bij andere gastheren roepen ze echter vaak een heftige immuunreactie op.